ITEM Casus

De complexe fiscaliteit en sociale zekerheid van zeer mobiele werknemers

Door de globalisering en de toenemende geïntegreerde aard van regionale economieën nemen grensoverschrijdende werkzaamheden van werknemers een zeer mobiel karakter aan. Zo steken bijvoorbeeld vrachtwagen en trein chauffeurs, die tewerkgesteld zijn in het weg- en spoorvervoer, dagelijks de grens over. Vanwege dit zeer mobiele karakter van grensoverschrijdende werkzaamheden doen zich moeilijkheden voor met betrekking tot de precieze plaats van uitoefening van werkzaamheden voor belastingdoeleinden, en bijbehorende (dis)coördinatieproblemen tussen belasting- en socialezekerheidsregels. De EU heeft voor de sociale zekerheid het voortouw genomen bij het vaststellen welke lidstaat bevoegd is om bijdragen te heffen (titel II van Verordening (EG) nr. 883/2004). De belastingen daarentegen vallen nog steeds buiten dergelijke EU-regelgeving en worden beheerst door verdragen ter voorkoming van dubbele belasting. Vertrekkende van een praktijkgeval van een zeer mobiele werknemer, gaat deze bijdrage dieper in op de vragen, problemen en toekomstuitdagingen voor fiscale en socialezekerheidsdoeleinden.

Voorbeeld: Een Belgische inwoner werkt grensoverschrijdend als een rondreizende vrachtwagenchauffeur (met arbeidsverhouding). Veronderstel de volgende twee situaties: i) de vrachtwagenchauffeur werkt voor 50% in België en voor 50% in Duitsland voor een in Keulen (Duitsland) gevestigde werkgever; en ii) de vrachtwagenchauffeur woont in België en rijdt meestal door België, Duitsland, Luxemburg en Nederland voor een werkgever gevestigd in Hasselt (België). Enkele vragen rijzen: welke staat belast het inkomen van de vrachtwagenchauffeur? In welke staat moet de vrachtwagenchauffeur de sociale bijdragen betalen? Is de fiscale en socialezekerheidsrechtelijke rechtspositie gecoördineerd?

Fiscale rechtspositie

Het OESO-Modelverdrag voorziet geen bijzondere bepalingen voor de specifieke categorie van internationale werknemers in de transportsector. Daarom is de algemene belastingregel voor inkomsten uit arbeid van artikel 15 OESO-Modelverdrag van toepassing. De "plaats van uitoefening van het dienstverband" bepaalt of een andere staat dan de woonplaats van de werknemer het arbeidsinkomen mag belasten ("werkstaat"-beginsel). Het dienstverband wordt uitgeoefend op de plaats waar de werknemer fysiek aanwezig is tijdens het verrichten van de werkzaamheden waarvoor de arbeidsinkomsten worden betaald. De zeer mobiele werknemer moet aantonen hoe lang hij of zij aanwezig was in een van de staten waar hij of zij doorheen reed. Als hij of zij langer dan 183 dagen tijdens het belastbaar tijdperk in dezelfde staat verbleef, heeft deze staat de primaire heffingsbevoegdheid over het inkomen dat de zeer mobiele werknemer in deze periode verdiende. In de meeste gevallen is de zeer mobiele werknemer minder dan 183 dagen aanwezig in alle betrokken staten. In dit geval blijft de heffingsbevoegdheid bij de woonstaat (op voorwaarde dat de bezoldigingen worden betaald door of namens een werkgever die geen inwoner is van de werkstaat en niet ten laste komen van een vaste inrichting van de werkgever in de werkstaat). De moeilijke toepassing van de heffingsbevoegdheid is terug te voeren op de vaststelling in welke staat en onder welke voorwaarden de tewerkstelling in de andere verdragsstaat wordt uitgeoefend. Due to the division/fragmentation of taxing rights, complex and difficult verifiable situations and a heavy administrative burden exist for the tax authorities and international employees as well as for transportation companies.

Een vrachtwagenchauffeur die in België woont, maar voor een Duitse werkgever achtereenvolgens werkt in twee lidstaten (50% in België en 50% in Duitsland) is onderworpen aan de wetgeving van zowel België als Duitsland. Een vrachtwagenchauffeur die in België woont en meestal door België, Duitsland, Luxemburg en Nederland rijdt voor een in België gevestigde werkgever, is onderworpen aan de wetgeving van België op voorwaarde dat hij in alle betrokken staten aanwezig is voor minder dan 183 dagen tijdens het belastbaar tijdperk.

Socialezekerheidsrechtelijke rechtspositie

Voor zeer mobiele werknemers is de hoofdregel dat slechts één lidstaat bevoegd is voor de sociale zekerheid (artikel 13 van Verordening (EG) nr. 883/2004). Wegens het ontbreken van specifieke richtlijnen in Verordening (EG) nr. 883/2004 zijn algemene richtlijnen van toepassing op werknemers die normaliter in twee of meer EU-lidstaten werken.

De woonstaat is in de regel bevoegd wanneer de zeer mobiele werknemer een aanzienlijk deel van alle activiteiten (25% van het inkomen en/of de werktijd in de komende twaalf maanden) in deze staat uitoefent. Zo niet, dan voorziet de verordening in een vrij ingewikkeld systeem waarbij de bevoegdheid wordt toegekend aan ofwel de lidstaat waar de werkgever of een van de werkgevers is/zijn gevestigd (bij een tewerkstelling voor ondernemingen met zetel of domicilie in dezelfde lidstaat) oftewel de woonstaat (bij een tewerkstelling voor verschillende ondernemingen of verschillende werkgevers met zetel of domicilie in verschillende lidstaten buiten de woonstaat). De werknemer wordt beschouwd alsof hij of zij de bedoelde werkzaamheden volledig verrichtte in de betrokken lidstaat en daar al de inkomsten verkreeg (artikel 13, lid 5, van Verordening (EG) nr. 883/2004). Bijgevolg wordt ook het inkomen dat in een andere lidstaat voor dezelfde werkgever of voor een andere werkgever wordt ontvangen, onderworpen aan de wetgeving van de bevoegde lidstaat alsof deze daar wordt verworven.

The situation of highly mobile workers under Article 13 Regulation (EC) No 883/2004 is always delicate and not easy to decide. A look into the future is necessary: what will be the assumed situation in the next 12 calendar months? In the expectation of repetitive activities in more than one Member State, the conditions for activities normally exercised in more than one Member State are fulfilled. For the determination whether or not substantial work has been carried out in the residence state, a closer examination of the working arrangements (i.e. timetables, travel schedules or other data) or a method other than working hours (i.e. the number of times of loading and unloading of cargo and the different states in which this takes place) may be needed. Moreover, the question of what will be the assumed situation in the next 12 calendar months is delicate and not easy to decide.

Een person die in België woont, maar die voor een Duitse werkgever achtereenvolgens werkt in twee lidstaten (50% in België en 50% in Duitsland) is onderworpen aan de socialezekerheidswetgeving van België,  aangezien een substantieel van de activiteiten daar worden uitgeoefend. Een vrachtwagenchauffeur die woont in België en gewoonlijk rijdt door België, Duitsland, Luxemburg en Nederland voor een werkgever gevestigd in België is onderworpen aan de wetgeving van België. Zelfs in het geval de 25%-regel niet vervuld is (bijv. woonplaats in België maar steeds tewerkgesteld in Duitsland, Luxemburg en Nederland), is België bevoegd (hoewel geen activiteit daar wordt verricht) wanneer de vrachtwagenchauffeur tewerkgesteld is door verschillende ondernemingen of verschillende werkgever met een zetel of domicilie in verschillende lidstaten (artikel 13(1)(a) verordening (EG) nr. 883/2004).

Merk op dat de bevoegde staat voor belastingheffing niet altijd in overeenstemming is met de bevoegde staat voor de heffing van socialezekerheidsbijdragen. Socialezekerheidsbijdragen moeten slechts in één lidstaat worden betaald, die moet worden vastgesteld aan de hand van de woonplaats van de betrokken werknemer en de vestigingsplaats van de werkgever(s). Belastingen kunnen verschillen afhankelijk van het soort activiteit dat in meerdere staten wordt uitgeoefend; in het geval van zeer mobiele werknemers wordt het inkomen belast waar de concrete activiteit wordt uitgeoefend (belastingheffing in verschillende staten).

Mogelijke oplossing – te nemen actie

Vooreerst kan erop worden gewezen dat een speciale toewijzingsregel voor het inkomen van werknemers die aan boord van een schip werken of een vliegtuig dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, is vastgelegd in artikel 15(3) OESO-modelverdrag. Sinds de update van het OESO-Modelverdrag wordt de exclusieve heffingsbevoegdheid toegewezen aan de woonstaat van de werknemer en niet langer aan de verdragssluitende staat waar het effectieve management van de onderneming is gevestigd. De toewijzing van de heffingsbevoegdheid aan de woonstaat kan bijdragen aan het voorkomen van fiscale fragmentatieproblemen. Aangezien de situatie van het internationale weg- en spoorwegpersoneel die fysiek in meerdere lidstaten aanwezig zijn, dezelfde moeilijkheden met zich meebrengt als werknemers aan boord van schepen of vliegtuigen, zou artikel 15, lid 3, kunnen worden uitgebreid tot het internationale weg- en spoorwegpersoneel. Met een toewijzing van de heffingsbevoegdheid aan de woonstaat wordt (gedeeltelijk) aangesloten bij de aanwijsregels voor sociale zekerheid. Bovendien maken zeer mobiele werknemers primair gebruik van de openbare voorzieningen van de woonstaat en beperken zij hun aanwezigheid in de bronstaat in de mate die nodig is voor de uitoefening van hun dienstverband. Vanuit efficiëntie-oogpunt kan ook een multilateraal of EURO-modelverdrag worden nagestreefd, waarbij de fiscale toewijzingsregels worden afgestemd op de regels van Verordening (EG) nr. 883/2004. De meer dan 3.000 dubbelbelastingverdragen hoeven niet meer te worden aangepast voordat de gunstige effecten van de wijzigingen effect kunnen hebben. De aanwijsregels (sociale zekerheid) en de toewijzingsregels (fiscaliteit) zouden dan gelijklopen. De belastingautoriteiten van de betrokken lidstaten kunnen overeenstemming bereiken over de verdeling van de belastinginkomsten uit grensoverschrijdende werkgelegenheid (de zogenaamde verdeling van de inkomsten op macro-economisch niveau). Bovendien zouden de budgettaire gevolgen niet langer worden opgelost op het niveau van de individuele belanghebbende, maar op het niveau van de autoriteiten zelf.

Hannelore Niesten

Lees ook

  • Lilian Tsourdi, universitair hoofddocent Internationaal en Europees Recht, onderzoekt hoe zowel de opzet als de uitvoering van de EU-immigratie- en asielwetgeving kan worden verbeterd. Hoe zijn we tot deze disfunctionele status quo gekomen?  

  • De consultatieronde over de komende ITEM grenseffectenbeoordeling 2023 gaat hierbij van start! Grijp uw kans om uw ervaring te delen met ITEM! Dossier suggesties kunnen t/m 26 februari 2023 aangedragen worden.

  • De consultatieronde over de komende ITEM grenseffectenbeoordeling 2022 gaat hierbij van start! Grijp uw kans om uw ervaring te delen met ITEM! Dossier suggesties kunnen t/m 23 januari 2022 aangedragen worden.