De fraudesignalerende taak van de curator

door: in Rechtsgeleerdheid
logo

14 juli jl. diende minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) het wetsvoorstel ‘versterking positie curator’ bij de Tweede Kamer in.[1] Het voorstel maakt onderdeel uit van de pijler ‘fraudebestrijding’ van het wetgevingsprogramma herijking faillissementsrecht dat eind 2012 door het kabinet werd aangekondigd. 

Het wetsvoorstel heeft dan ook tot doel een bijdrage te leveren aan de bestrijding van faillissementsfraude. Daartoe wordt de curator wettelijk verplicht om in faillissementen te bezien of er sprake is van eventuele onregelmatigheden. Het betreft onregelmatigheden die het faillissement hebben veroorzaakt, de vereffening van de boedel bemoeilijken of het tekort in het faillissement hebben vergroot. Wanneer een dergelijke onregelmatigheid zich voordoet, dient de curator de rechter-commissaris in te lichten. Deze beslist of over dient te worden gegaan tot melding of aangifte bij de daartoe bevoegde instanties. De curator krijgt dus als het ware een fraudesignalerende taak.

Om deze taak naar behoren uit te kunnen voeren, dient de curator te kunnen beschikken over de nodige informatie wat betreft de failliete boedel. In dat kader voorziet het wetsvoorstel in een wijziging van de inlichtingen- en medewerkingsverplichtingen. De failliet, de eventuele echtgenoot of geregistreerde partner (indien het faillissement de gemeenschap van goederen treft) en de bestuurders en commissarissen (wanneer het een failliete vennootschap betreft) worden verplicht alle inlichtingen te verschaffen indien dit wordt verlangd. Bovendien dienen zij de curator uit eigener beweging in te lichten over feiten en omstandigheden waarvan zij weten of behoren te weten dat deze voor de curator van belang zijn. Daarnaast worden ze verplicht om alle administratie volledig en ongeschonden aan de curator over te dragen met daarbij de noodzakelijke middelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te kunnen maken. Ook krijgen derden die op commerciële basis de administratie van de failliet verzorg(d)en de plicht om die administratie desgevraagd aan de curator ter beschikking te stellen.

Hoewel initiatieven ter bestrijding van faillissementsfraude zeker toe te juichen zijn, rijst de vraag of deze bijkomende taak voor de curator zijn kerntaak niet aantast. De curator dient zich immers primair te richten op het beheer en de vereffening van de failliete boedel ten bate van de gezamenlijke schuldeisers. Het ‘opsporen’ van fraude en het doen van aangifte brengen kosten met zich die voor rekening van de boedel komen. Mijns inziens is het onwenselijk wanneer kosten ter bestrijding van faillissementsfraude voor rekening van de schuldeisers komen. De bestrijding van faillissementsfraude dient immers een maatschappelijk belang. Het wetsvoorstel voorziet niet in financiële middelen zodat de curator zijn fraudesignalerende taak naar behoren kan uitoefenen zonder dat dit ten koste gaat van de schuldeisers, hetgeen naar mijn mening een aanzienlijke lacune is.

[1] Kamerstukken II 2014/15, 34 253, nr. 2.